Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar dat gij naar [7]mijn land, en naar [8]mijn maagschap trekken, en voor mijn zoon Izak een vrouw nemen zult. 7. Abrahams vaderland was Ur der Chaldeen, zijnde een gedeelte des gehelen lands, gelegen tussen de rivieren Eufraat en Tigris, waarin Mesopotamie, alwaar Nahor woonde, mede begrepen was. 8. Van wie hij tijding ontvangen had, boven hfdst.22 vs.20. Deze waren wel door de bijwoning der afgodische ingezetenen ook met afgoderij besmet, gelijk blijkt ond. hfdst.31 vs.19,30,32,35, en Joz.24:2, maar niet zo gruwelijk vervallen in afgoderij en andere grove zonden, gelijk de verworpen Kanaanieten. Zie Deut.12:30,31.